pimpernelblauwtje Phengaris teleius

Familie

blauwtjes (LYCAENIDAE)

Zeldzaamheid

Het pimpernelblauwtje is sinds 1970 verdwenen uit Nederland. In 1990 werd de soort geherintroduceerd in de Moerputten in Noord-Brabant en sindsdien geldt de soort als een uiterst zeldzame standvlinder.

Rode lijst

ernstig bedreigd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Eind juni-half augustus in één generatie. De vlinders verschijnen vroeg in de ochtend, als de mieren nog rusten. Ze voeden zich met nectar van onder andere grote pimpernel en vogelwikke.

Levenscyclus

Rups: eind juli-begin juli. Jonge rupsen eten na het uitkomen een gang rondom de basis van de bloeiwijze van de waardplant en bekleden deze met spinsel, zodat de bloemen niet uit elkaar vallen; van hieruit voeden ze zich met de bloempjes. Na een aantal weken laat de rups zich op de grond vallen en wacht tot hij wordt meegenomen door een moerassteekmier (M.scabrinodis). De soort overwintert als rups in het mierennest en daar vindt ook de verpopping plaats.

ei-afzet
Het vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af op de jonge, kleine bloemhoofdjes van doorgaans wat kleinere waardplanten. Hierin verschilt deze soort van het donker pimpernelblauwtje dat oudere knoppen gebruikt en meerdere eitjes op grotere bloemhoofdjes van grotere planten afzet. Op deze manier is er een gedeeltelijke scheiding tussen de twee pimpernelblauwtjes, hoewel er in gemengde populaties wel degelijk voedselconcurrentie optreedt. Planten die groeien in de buurt van nesten van de waardmier, meestal de moerassteekmier, hebben de voorkeur. Deze mier leeft maar in een klein gebied en hij komt meestal niet verder dan twee meter van zijn nest. Het pimpernelblauwtje zet zijn eitje het liefst af op een bloemhoofdje waarop nog geen ander eitje aanwezig is. Later in het seizoen, als op de meest geschikte planten al een eitje is gelegd, worden ook minder optimale planten gebruikt. Dus planten die in een schijnbaar geschikte vegetatie groeien, maar waar geen waardmieren voorkomen, worden alleen gebruikt in jaren dat er veel vlinders vliegen.

rups en verpopping
De jonge rupsen eten na het uitkomen een gang rondom de basis van de bloeiwijze en bekleden deze met spinsel, zodat de bloemen niet uit elkaar vallen. Van hieruit voeden ze zich met de bloempjes. Wanneer de rupsen drie tot vier weken oud zijn, laten ze zich op de grond vallen en verschuilen zich direct tussen de vegetatie. Hier wachten ze bewegingloos op een moerassteekmier. Het duurt vaak een half tot bijna anderhalf uur voordat de rups wordt gevonden. Daarna melkt de mier de rups één tot twee uur. Dan richt de rups zich op en wordt tussen de kaken van de mier meegenomen naar het nest. Dit gehele proces duurt overigens langer dan bij het donker pimpernelblauwtje: dat wordt vaak al binnen een kwartier meegenomen. De nesten van de moerassteekmier zijn erg klein en meestal is er maar één rups per nest. Vaak eet deze rups het volledige mierenbroed op waarna de mieren het lege nest verlaten. De rups overleeft dan een tijd zonder voedsel en wacht tot een nieuwe mierenkolonie het nest bevolkt. Overigens heeft de moerassteekmier weinig duurzame nesten die relatief snel in verschillende kolonies opdelen waardoor er in een bepaald gebied relatief veel nesten aanwezig zijn. Daardoor kan deze vlinder weliswaar een enkel nest vernietigen, maar niet alle mierennesten die in een bepaald gebied aanwezig zijn. De verpopping vindt plaats in het nest.

vlinders
De vlinders verschijnen vroeg in de ochtend, wanneer de mieren nog rusten. Ze voeden zich met nectar van verschillende bloemen, zoals grote pimpernel en vogelwikke. De dichtheid op de vliegplaatsen is gemiddeld tot zeer hoog, met circa 4 tot 260 individuen per hectare.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Scarce Large Blue

Duitse naam

Grosser Moorbläuling, Heller Wiesenknopf-Ameisen-Bläuling

Franse naam

l'Azuré de la Sanguisorbe, Argus strié

Oud Nederlandse naam

donker blauwtje, maasblauwtje

Synoniemen

Maculinea teleius, Maculinea telejus, Maculinea euphemus, Lycaena euphemus, Glaucopsyche teleius

Meer

Auteursnaam en jaartal

(Bergsträsser, 1779)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: circa 17 mm. De bovenkant van de vleugels is helder donkerblauw. Het vrouwtje heeft grotere zwarte vlekken en een bredere zwarte rand dan het mannetje. De onderkant van de vleugels is lichtbruin met twee rijen zwarte vlekken.

Gelijkende soorten vlinder

Zie het gentiaanblauwtje en het tijmblauwtje.

Gelijkende soorten vlinder

Bescherming

Wet natuurbescherming

Deze vlinder is beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming.

Habitatrichtlijn

Het pimpernelblauwtje staat op bijlage 2 en 4 van de Europese Habitatrichtlijn (1992), dat wil zeggen dat deze soort strikte bescherming vereist en dat er speciale gebieden moeten worden aangewezen waar hij kan leven.

Concrete bedreiging

Het pimpernelblauwtje is verdwenen doordat beekdalen zijn gekanaliseerd en de vochtige hooilanden minder geschikt werden door vermesting, veranderde maaitijdstippen of werden omgezet in akkers. Ook wordt het voorkomen sterk beïnvloed door het aantal waardmieren en hun verspreiding.

Aanbevolen beheersmaatregel

Hoewel de herintroductie van deze vlinder tot nu succesvol is, blijft het voorkomen in Nederland afhankelijk van een goed beheer in het betreffende gebied. Gebieden die geschikt zijn voor het pimpernelblauwtje hebben een gefaseerd maaibeheer en worden in het geheel niet gemaaid tussen half juni en half september. Indien het noodzakelijk is dat in het betreffende gebieden de waterstand wordt verhoogd, dient dit in fasen te gebeuren. Dan hebben de mieren de tijd om hun nesten te verplaatsen.

Toekomst
Als de juiste beheermaatregelen gevolgd worden, kan het pimpernelblauwtje bij Den Bosch voor blijven komen. Door ook het beheer in aangrenzende hooilanden aan te passen, komen er meer mieren en kunnen ook daar vlinders overleven. Op lange termijn is uitbreiding van de huidige populatie mogelijk.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Vochtige, vrij voedselarme hooilanden waarin de waardplanten groeien en de waardmieren leven. Vaak zijn dit enigszins moerassige graslanden in beekdalen of bij meren.

De vlinder vliegt vooral in vrij open vegetaties, omdat juist daar de waardmier voorkomt. De nesten van deze mier liggen verspreid en er kan per nest maar één rups leven. Daarom heeft de soort een groot en relatief open leefgebied nodig;, groter en opener dan dat van het donker pimpernelblauwtje.

Planten

Waardplant is de Grote pimpernel.

Waardplant

Pimpernel
Sanguisorba

Soorten uit dezelfde familie blauwtjes (LYCAENIDAE)

Alle soorten uit deze familie