dennenspinner Dendrolimus pini

Familie

spinners (LASIOCAMPIDAE)

Zeldzaamheid

Vrij zeldzaam. Heeft een verbrokkelde verspreiding op de zandgronden en in de noordelijke duinen. In 2009 is ook een exemplaar waargenomen in Zeeland. RL: niet bedreigd.

Rode lijst

niet bedreigd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Half mei-half augustus in één generatie. De mannetjes komen goed op licht, de vrouwtjes maar heel zelden.

Levenscyclus

Rups: augustus-juni. De rups overwintert, soms tweemaal, meestal onder mos op de grond. Vanaf april kruipen de rupsen de bomen in, waarna de verpopping plaatsvindt in een grote bruine cocon die wordt vastgehecht tussen de naalden van de waardplant.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Pine-tree Lappet

Duitse naam

Kiefernspinner

Franse naam

le Bombyx du pin

Oud Nederlandse naam

pijnboomvlinder

Synoniemen

Bombyx pini, Lasiocampa pini

Meer

Toelichting Nederlandse naam

De rupsen van de Spinner-familie spinnen een meer of minder stevige cocon om in te gaan verpoppen.
De dennenspinner heeft de grove den als voornaamste waardplant. Meer over Nederlandse namen

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Dendrolimus: dendron is een boom en linos is honger. Dit heeft betrekking op het vermogen van de in groepen levende rupsen om hele bomen kaal te vreten.
pini: pini is den.

Auteursnaam en jaartal

(Linnaeus, 1758)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: ♂ 25-30 mm, ♀ 30-35 mm. Een variabele spinner, die desondanks goed herkenbaar is. De voorvleugel heeft een opvallend witte middenvlek, een onregelmatig grof geschulpte golflijn en een karakteristiek patroon van roodachtig bruine en grijze banden; soms komen overwegend roodbruine of overwegend grijze exemplaren voor. Het mannetje is donkerder van kleur en bonter getekend dan het vrouwtje.

Kenmerken rups

Tot 75 mm; overdekt met fijne, korte, grijsachtige haren; lichaam bruin of grijsachtig bruin met een fijne geelachtig bruine tekening en een zwartbruin getekende rug; over de rug twee banden met dichte, witte, schubachtige beharing, welke banden op de drie eerste segmenten samenkomen; de segmenten twee en drie met een blauwachtig zwarte dwarsband op de rugzijde; kop bruin met donkerder tekening.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Naaldbossen, heiden en duinen.

Planten

Grove den; soms spar.

Waardplant

Spar
Picea

Den
Pinus

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie spinners (LASIOCAMPIDAE)

espenblad
Phyllodesma tremulifolia

bosrandspinner
Eriogaster catax

hulstblad
Phyllodesma ilicifolia

kersenspinner
Odonestis pruni

wolspinner
Eriogaster lanestris

kleine hageheld
Lasiocampa trifolii

Alle soorten uit deze familie