bruin blauwtje Aricia agestis

Familie

blauwtjes (LYCAENIDAE)

Zeldzaamheid

Een vrij schaarse standvlinder die van oudsher vooral voorkwam in de duinen, en in lagere dichtheden in het westen van het land, het rivierengebied en Zuid-Limburg. Recent heeft deze vlinder zich verder uitgebreid, waardoor hij nu verspreid over grote delen van Nederland voorkomt. Alleen in de drie noordelijke provincies komt hij (nog) minder voor. Overigens zijn de dichtheden in de duinen flink lager dan dertig jaar geleden.

Rode lijst

gevoelig

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Begin mei-eind juni en begin juli-begin oktober in twee, soms drie generaties. De vlinders besteden relatief veel tijd aan het zoeken van nectar van onder andere boerenwormkruid en duizendblad. De vlinders brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen.

Levenscyclus

Rups: begin juni-half juli en half augustus-eind april. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in de strooisellaag. De jonge rups eet de onderzijde van het weefsel van het blad en beschadigt de bovenste bladlaag niet; deze mineergang is vrij opvallend. Grotere rupsen eten van het volledige blad, de bloemen en de vruchten van de waardplant. De verpopping vindt plaats in de strooisellaag vlak bij de waardplant.

ei-afzet
Het vrouwtje dat eitjes wil afzetten vliegt met een fladderende vlucht laag boven de vegetatie om een geschikte plaats te vinden. Ze gebruikt planten met dikke, vlezige bladeren. Die groeien doorgaans in een beschutte, zonnige laagte of op kale open grond. Het eitje wordt vaak aan de onderzijde van het blad afgezet.
rups en verpopping
De jonge rups eet de onderzijde van het weefsel van het blad en beschadigt de bovenste bladlaag niet. Deze mineergang met een kleine opening aan de onderzijde van het blad is vrij opvallend. Oudere rupsen eten niet alleen het volledige blad maar ook de bloemen en de vruchten. Soms worden rupsen verzorgd door mieren. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat vlinders die als rups regelmatig door mieren zijn verzorgd, 10% groter zijn dan vlinders van niet verzorgde rupsen. De ontwikkeling van deze grotere individuen duurt echter een dag langer. De rups verpopt in de strooisellaag nabij de waardplant. Rupsen van de tweede generatie overwinteren, meestal op de grond onder de waardplant.

vlinders
De eerste vlinders verschijnen begin mei. De dichtheid aan vlinders is doorgaans hoog, zo´n 14 tot 90 individuen per hectare. De vlinders besteden relatief veel tijd, circa 60% van de dag, aan het zoeken naar nectar van verschillende kruiden, ook van soorten die niet vaak door andere vlinders worden gebruikt, zoals boerenwormkruid en gewoon duizendblad. Jacobskruiskruid is echter favoriet. ´s Nachts rusten de vlinders vaak in groepen, soms samen met andere blauwtjes, hangend aan grassprieten met de kop naar beneden. ´s Ochtends zonnen ze nog een tijdje samen met uitgespreide vleugels. Mannetjes hebben twee strategieën om een partner te vinden: wachten op een open plekje op de grond of patrouilleren. Ontdekt een mannetje een vrouwtje, dan maken de vlinders een korte zigzagvlucht, waarna ze op een graspol landen om te paren. Ongeveer twee dagen na de paring zijn de eitjes rijp.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Brown Argus

Duitse naam

Dunkelbrauner Bläuling, Kleiner Sonnenröschen-Bläuling

Franse naam

l'Argus Brun

Oud Nederlandse naam

donkerbruin blauwtje

Synoniemen

Aricia agestis, Polyommatus agestis, Lycaena agestis, Plebeius astrarche, Lycaena astrarche, Plebeius medon, Lycaena medon, Plebeius agestis

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

agestis: de oorsprong van agestis is onduidelijk. Het zou een drukfout kunnen zijn van agrestis hetgeen landelijk, boers betekent. Het kan ook van ager komen hetgeen veld betekent en dus zou slaan op de grazige habitat. Dit alles is echter onwaarschijnlijk omdat Denis & Schiffermüller nagenoeg al hun namen uit de klassieke mythologie haalden. Het zou een verbastering kunnen zijn van Argestes, de god van de noordwesten wind.

Auteursnaam en jaartal

(Denis & Schiffermüller, 1775)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: circa 13 mm. Zowel bij het mannetje als bij het vrouwtje is de bovenkant van de vleugels bruin zonder bestuiving; langs de achterrand bevindt zich meestal een volledige rij opvallende oranje vlekken. De onderkant van de vleugels is lichtbruin; het vrouwtje heeft geen blauwe bestuiving. De zwarte vlekken op de onderkant van de voorvleugel zijn groot en opvallend, de zwarte vlekken op de achtervleugel zijn klein. De vleugeladers lopen door in de franje, waardoor deze geblokt lijkt.

Kenmerken rups

Tot 11 mm; vrij dik, naar de uiteinden versmald; lichaam groen met over de rug een purperachtig groene middenstreep met aan weerszijden een aantal donkergroene, schuine strepen; onder de spiracula loopt een gele, met rood afgezette lengtestreep; kop zwart, in het lichaam teruggetrokken.

Gelijkende soorten vlinder

Het icarusblauwtje heeft op de onderkant van de voorvleugel doorgaans een duidelijke wortelvlek.

Gelijkende soorten vlinder

Bescherming

Wet natuurbescherming

Deze vlinder is beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming.

Concrete bedreiging

De achteruitgang in de jaren 1990 kan voor een groot deel worden verklaard uit de verrijking en verruiging van vegetaties, waardoor open en schrale vegetaties steeds zeldzamer worden. Juist op plaatsen waar de grond open is en lage vegetaties aanwezig zijn, leeft de vlinder. Na 2005 profiteert het bruin blauwtje van de steeds vaker optredende warme en droge zomers. Grassen hebben het dan moeilijk, en de open grond kan worden gekoloniseerd door reigersbekken, de belangrijkste waardplanten van het bruin blauwtje in Nederland. Daar profiteert vervolgens het bruin blauwtje weer van.

Aanbevolen beheersmaatregel

Uit onderzoek blijkt dat de vlinder positief reageert op extensieve begrazing met paarden of koeien in de duinen. Hierdoor ontstaan weer open plaatsen. Aanbevolen maatregelen voor het behoud van deze soort zijn dan ook:

  • het tegengaan van vergrassing en struweelopslag in de duinen. Variatie in het landschap met open plaatsen en bloemrijke of ruigere vegetaties wordt het best verkregen door extensieve begrazing of een gefaseerd maaibeheer. Nieuwe inzichten in duinbeheer, waarbij ook het stuiven van de duinen wordt gestimuleerd, kunnen een positief effect hebben op het voorkomen.
  • het herstel van een open vegetatie met stroomdalflora langs rivierdijken. Door een beheer van maaien en afvoeren op meer zandige dijkhellingen ontstaan open en vrij schrale, kruidenrijke vegetaties. Vooral van juni tot september is een groot nectaraanbod wenselijk. Bij waterstaatkundige werken aan dijken kan gezorgd worden voor een goede uitgangssituatie voor de creatie van zulke schrale graslanden afgewisseld met open grond.


Toekomst
Het bruin blauwtje zal voorlopig voldoende geschikt leefgebied kunnen vinden en (tijdelijk) koloniseren. De steeds vaker voorkomende droge zomers zullen hem ook in de noordelijke provincies, waar hij nu nog ontbreekt, kansen gaan bieden.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Droge, zandige, open, kruidenrijke en schrale graslanden en kalkgraslanden.

Voor het bruin blauwtje geschikte graslanden worden gevonden in de duinen, op dijken en rivierduintjes, in wegbermen en op opgespoten en ruderale terreinen. De vlinder vliegt vooral op warme, droge plaatsen en heeft een voorkeur voor gebieden met een afwisseling van open grond en begroeide plaatsen. In het buitenland vliegt deze soort vooral in kalkgraslanden en is de waardplant vooral geel zonneroosje. In Nederlandse kalkgraslanden komt deze soort vrijwel niet voor en is de waardplant een ooievaarsbek.

Planten

Waardplanten zijn diverse soorten ooievaarsbek, met name kleine ooievaarsbek en gewone reigersbek. Ook zonneroosje soorten.

Waardplant

Reigersbek
Erodium

Ooievaarsbek
Geranium

Zonneroosje
Helianthemum

Soorten uit dezelfde familie blauwtjes (LYCAENIDAE)

Alle soorten uit deze familie